» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1985
» pagina 30
Kleding:
Hoe leefde Oud-Andijk in de 19e eeuw, zult U kunnen vragen ... en dan luidt het antwoord: sober en rustig.
Ten eerste sober; erg degelijk in de kleren, allemaal zwaar goed als baai,
duffel, pilow en "poepedril" (manchester). De mannen droegen een
halsdoek, twee slagen om, alleen bij erg warm weer maar één slag. Die
doek deden zij haast nooit af. Ongezond zult U zeggen . . ? Och ... ouwe
Aai Doef kon zó zweten, dat het schuim op zijn halsdoek lag.
Laten wij zo'n ouwe Andijker eens bekijken. Wij beginnen maar van onder
op. Zijn voeten steken in zwarte klompen, meestal met de initialen voor op
de neus. Hij draagt twee paar kousen, een paar zwarte of blauwe
(Mennistenblauw) en een paar gesprekelde (Kloppenburger driedraads). Soms
draagt hij een "piepeluite", dat zijn half lange kousen. Zijn
broek is van stevige stof met leren knopen en leren "galgen"
(bretels worden zij wel genoemd). Die knopen maakt hij in de winter zelf.
Verder draagt hij een "Sassies rokje", dat is een soort mouwvest
met twee rijen knopen. zoals de Saksers dat ook dragen. In dat
"rokje" zijn verscheidene diepe zakken en daar heeft hij van
alles in: een lange koperen tabaksdoos, een tondeldoos, een vuurstaal en
een vuursteen (want lucifers zijn nog niet uitgevonden of te duur) en niet
te vergeten zijn "blauwketel", dat is een kort pijpje (neuswarmertje) met een blauwe kop.
Hij heeft bakkebaardjes, want dat is in de mode. maar zijn kin is
gladgeschoren en misschien heeft hij ook een kale kruin, maar dat zie je
niet want hij draagt een "berenmuts" met oorkleppen als het erg
koud is. In de zomer verwisselt hij die met een pet, zoals de Gelderse
boeren die nu nog dragen, alleen een wat lager model. Die pet houdt hij
altijd op, ook aan tafel, in de kerk, tenzij bij bidden of danken. Hij
slaapt veel in de kerk, maar soms schrikt hij wakker van de klinkbuul, dat
is het kerkezakje, met een belletje er onderaan. Is hij wat in goeden
doen, dan draagt hij schoenen met "zulveren gaspen" en een
"steertjas", maar die zit hem dan wat onwennig.
En nu zijn vrouw: Zij loopt in huis op muilen, "Stillegangen"
heetten die in vroegere eeuwen. Maar als zij "de hort opgaat"
loopt zij op zwarte klompen, net als haar man, alleen zijn die van haar
met gouden krullen en tierelantijntjes versierd. Zij draagt wel vijf
rokken over elkaar en ook niet zulke dunne en daar zijn maar wát mooie,
gestreepte en gebloemde bij. Over al die rokken draagt ze als het werk af
is een "boezeltje" met een opzetje, maar in het werk heeft zij
een wollen slop voor. Is zij een eenvoudige vrouw, dan draagt ze een
wollen "kaper" (zeeroversmuts, Duinkerker?) op het hoofd, met
als enige versiering een gouden haak-en-oog.