Kistemaker

Thuis » Jaarboeken "Oud Andijk" » 1992 » pagina 42-46

Electriciteit in Andijk

(42)

In het begin van de twintigste eeuw werden de huiskamers in Andijk en elders nog meest verlicht met een petroleumlamp. Ook langs de wegen zag men hier en daar een lantaarnpaal voorzien van een olielamp. In 1913 kreeg de Kennemer Electriciteits maatschappij (KEM) een concessie van de Proviciale Staten van Noord-Holland voor electriciteitslevering ten noorden van het Noordzeekanaal. Aan het merendeel van de aangesloten gemeenten werd engros geleverd.

Reeds in 1914 deed de KEM een aanbod aan de gemeente Andijk. Vermoedelijk zijn er daarna nog wel een paar jaren heengegaan alvorens men besloot opdracht te geven voor de aanleg van een electriciteitsnet. Het is bekend dat het bovengronds laagspanningsnet klaar was en in bedrijf op 26 maart 1920. De Andijkers konden toen een aansluiting op dit net verkrijgen. Op 16 maart 1920 waren Cor Kooiman, timmerman te Andijk west en Piet Tensen, smid te Andijk oost, aangesteld als lijnwerkers in gemeentedienst.

Hoewel diverse electriciteitsmaatschappijen afzonderlijk functioneerden, waaronder ook de KEM, werd op 1 januari 1917 het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland (PEN) gesticht, met als doel het gehele vasteland van de provincie met uitzondering van Amsterdam en enkele randgemeenten van electriciteit te voorzien. Het GEB van Andijk werd in 1941 door de PEN overgenomen. Dat geschiedde vanaf 1 mei 1937 op basis van een brief van de minister van Waterstaat van gelijke datum. De beide lijnwerkers werden van de gemeente overgenomen door het PEN en werden toen PEN-vertegenwoordigers genoemd.

Het aansluiten van de huizen ging vroeger op eenvoudige wijze. Vanaf het bovengrondse net werden vanaf de palen draden aangelegd op porceleinen isolatoren naar de meestal houten gevels. Via een porceleinen doorvoer kwamen de draden binnen op zolder. Daar werd tevens de meter geplaatst. Vandaar werd een electrische installatie aangebracht in metalen buis met naad, gewoon over de zolder met aftakdozen voor de pijpen naar beneden, bestemd voor schakelaar, wandcontactdoos of lichtpunt. In het begin sprak men nog van lichtknop en stopcontact. De naad in de buizen werd naar de onderkant gelegd en had tot doel eventueel vocht in de buis ontstaan, de gelegheid te geven te kunnen ontsnappen. De installatie werd in het begin erg simpel aangelegd. Een vakman-installateur van buiten de plaats bracht de plaatselijke mensen met het vak op de hoogte. Deze mannen,voornamelijk timmerlieden en smeden, hadden niet zomaar voldoende vakkennis om een dergelijk nieuw vak volledig te beheersen.

(43)

Daar moest men ook ingroeien. Zo werd net zo lang met de installatiedraden gewerkt tot de lampen wilden branden. Dat werd op een stuk papier getekend of sigarendoos en daarmee toog men naar de volgende klant om het zo ook weer te doen.

Op zolders werden in de eerste jaren dat het electrisch zijn intrede had gedaan, nog niet zoveel voor bewoning gebruikt. Later heeft men er slaapkamers gebouwd en kreeg men hinder van de buisleidingen, waar men tegen aanschopte. De in het leven geroepen installatiekeuringsdienst van de PEN stond later een dergelijke wijze van aanleggen ook niet meer toe. De electriciteitsmeter op zolder was indertijd een goedkope oplossing in de aanleg maar had ook wel bezwaren. Het was voor de meteropnemer soms een hele klauterpartij om bij de meter te komen.

In het begin bestond een electrische installatie uit enkele lichtpunten en soms een stopcontact voor looplamp of strijkijzer. In Andijk was geen gas. Veel mensen kookten hun potje op de kachel of petroleumstel. Later kwam er flessengas. Na 1930 nam het electrisch koken een grote vlucht. De installaties werden verzwaard en bij velen werden de meters verplaatst naar beneden bij de voordeur. Er is steeds meer propaganda gemaakt voor het gebruik van electrische, huishoudelijke toestellen. Traden er mensen in het huwelijk dan gaf de PEN een strijkijzer cadeau. Op het platteland werd bij de boeren het electrisch melken gedemonstreerd en de tuinder schafte zich een electrisch aangedreven sorteermachine aan. Doordat de aanschaf de aanschaf van de electrische kookapperaten financieel nog al eens bezwaarlijk was, nam de PEN de verkoop van deze toestellen zelf ter hand. Er zijn muntmeters aangebracht, waarbij de gebruiker na inworp van een zilveren gulden energie verkreeg. Daar in de oorlogstijd van 1940-1945 papieren guldens kwamen werden alluminium munten verstrekt die men voor een gulden per stuk kon kopen. De afstelling van de meter was zodanig dat men zowel het apparaat als de energiemeter uit de muntmeter kon betalen. Soms waren er gebruikers die in geldnood verkeerden. Zij waren soms vindingrijk en stopten uitgeknipte kartonnetjes of platgeslagen knopen in de meter. Vaak met het gevolg dat de hele boel vast kwam te zitten en men geen licht meer had. Dan moest de monteur wel weer komen om de zaak te redden.

In de oorlog kwamen de kleinverbruikers half october 1944 zonder stroom te zitten; de industrie ging voor op 10 september van dat jaar. Alleen ziekenhuizen, brood- en zuivelfabriken en maalderijen hadden nog stroom. Voor zo'n enkele fabriek moest wel het hele net onder stroom blijven staan. Daar men bij de kleinverbruikers de smeltveiligheid bij de palen had verwijderd, waren vele burgers die stiekum een verbindingdraadje aanbrachten om zo wat stroom te verkrijgen.

(44)

12 april 1945 werd de laatste in stand gehouden centrale op last van de Duitse bezetter stilgelegd en werd het personeel uit de centrale verwijderd. De hele provincie zat toen zonder electriciteit. 7 mei 1945 kwam de centrale kwam de centrale weer in eigen handen. Op 14 mei is met behulp van een clandestien aangehouden kolenvoorraadje een zeer beperkt bedrijf hervat.
De energievoorziening kwam geleidelijk weer op gang en begin augustus kregen alle afnemers weer electrische stroom.

In het bovengrondse net kwam nogal eens storing voor en dan moest de lijnwerker bij nacht en ontij de paal in. Dat ging met zogenaamde klimschaatsen en een veiligheidsgordel. Vooral met regen, wind en natte sneeuw kwam dat het meeste voor en dat was geen pretje. In 1953 werd het de lijnwerkers dan ook te zwaar en op 1 februari 1953, precies na de rampnacht in de kustprovincies, nam Egbert Schiphouwer uit Bovenkarspel de werkzaamheden van Piet Tensen over en werd hij de nieuwe PEN vertegenwoordiger. De storm had die nacht ook het net van Andijk zwaar beschadigd, zodat er direct volop werk was te doen. Na een half jaar te hebben samengewerkt met collega Kooyman, deed ook deze zijn werk over aan Piet Bakker uit Westwoud.

Het transport deden de oude lijnwerkers steeds per transportfiets met een bagagedrager voorop. Voor de opvolgers ging dat al gauw per auto. Ook na 1953 zaten er nog veel meters op zolder, wat voor het opnemen veel tijd nam. Dat ging nog wel als je jezelf mocht redden. Maar je maakte het ook wel eens anders mee. Zo woonde in het begin van Andijk-oost een bejaard mannetje, die alles altijd zelf wilde doen. Je kwam daar aan de deur en riep dan al in de deuropening: "Is er volk in?". Dan hoorde je van achteren: "Ja dat is er al, wat is er gaande?" "Ik wou graag even de meter opnemen. Maakt U maar geen drukte, ik red het zelf wel." Dat was ver te halen want de oude baas zei dan: "Nei, dat doen ik."" En dan was het geduldig afwachten dat hij een oude stoel haalde, die secuur achter de voordeur in de gang plaatste en er dan met veel gekreun opklom. Hij moest dan een luik in de zolder openen, zocht daar op de tast een laddertje wat hij dan goed passend op de grond zette, zodat je veilig naar boven kon. "Nou kun je je gang welgaan zeun." zei hij dan. Soms zat de meter boven een vast bed, waar ook nog wel eens een zieke in lag. Aan die toestand kwam een einde toen de PEN plannen maakte het bovengrondse net te vervangen voor ondergrondse kabelnetten. De meters werden toen allemaal naar beneden gebracht. Dat gaf veel werk voor de PEN vertegenwoordigers, die dit werk als installateurs konden aannemen.

De ontvangst bij sommige mensen kon nog wel eens vermakelijk zijn, vooral in de Bangert. Zo was er eens een ontmoeting als volgt: "Dag mevrouw, ik kom bij U de meter verplaatsen."

(45)

"Nou heui, kom jai dat doen? Ja kan dat? Bin je allienig? Ja Hoezoo? Nou vind ik pittig, ik zal effies de deur open doen, den ken je d'r zo in en uit." Het vrouwtje had me toegeproken door het geopende raampje in de deur en haalde de grendel van de deur. het gereedschap was algauw binnen en de verdere materialen, dus het werk kon beginnen. Tijdens het werk stond ze vlak achter me. "Weun je ôk op Andoik?" vroeg ze. "Jawel op Oost." "Zonet, ja zien, ik weun hier alliendig, m'n man is dôô en m'n zeun weunt in de Noordoostpolder."
"Maar U heeft toch wel buren" sprak ik. "Jawel oor hardstikke pittig." "Hoe kom ik boven?" "Nou,gaan maar mee." Het vrouwtje slofte voor me uit, de kamer door en het keukentje en wees me de trap in het klompenhuisje: "Daar moet je bai op", sprak ze. De leiding van de meter was gauw gevonden, zodat het werk kon vervolgen. Een kwartier later kwam het mensje luid huilend de trap op klauteren. "Wat is er aan de hand?" vroeg ik. "Ik hew een brief kregen van m'n zeun." "Nou en, is ie niet goed of zo?" De tranen biggelden over haar wangen en ik vreesde het ergste. Toen zei ze: "Jawel oor, maar hai het examen daan en nou is ie slaagd." "Nou dat is toch prachtig." "Ja, ei pittig ei." Het vrouwtje slofte weer weg en het was een poosje stil. Het duurde niet lang of ik hoorde haar stem onderaan de trap. "Kom je om een koppie?" "Nou alstublieft." "Dan kom je maar naar beneden, want ik skenk 't in oor" Toen ik beneden kwam zat het mensje al in haar stoel te wachten. "Je gane maar zitte, dat is voor jou." en ze schoof het kopje koffie toe. Het mondje ging weer open en ze ratelde als een grammefoonplaat weer door. Een boekdeel zou je kunnen schrijven over een paar dagen werken bij zo'n vrouwtje. Zo kwamen de elctriciteitsmeters allemaal bij de ingang van de woningen te hangen. Daarna brak de tijd aan dat de kabels werden gelegd en het palennet werd afgebroken. Een stukje historie was weer verdwenen.

De straatverlichting was een aparte zorg. Dat ging de gemeente aan, die de PEN-vertegenwoordigers een vergoeding gaf voor het onderhoud. In de beginjaren werden de wegen verlicht met hier en daar een lantaarn aan palen, waarin een gloeilamp van 40 watt. Stoute jochies hadden de gewoonte om vanaf de dijk met een "kattepult" steentjes te schieten op de lampen met alle nare gevolgen van dien. Met het ondergronds maken van het net, werden lichtmasten gezet met een TL-verlichting en nam de gemeente het onderhoud en de levering van de lampen in eigen beheer. Zo raakten de PEN-vertegenwoordigers dit werk kwijt. De maandelijkse contacten met de verbruikers bleef voor de PEN-vertegenwoordigers door het meteropnemen en kwitanties innen. Dat veranderde toen de PEN in 1968 door reorganisatie van het bedrijf het systeem van meteropnemen en kwitanties innen vereenvoudigde door vaker een schatting van het verbruik te doen en de nota's per post te verzenden.

(46)

De mensen in vaste dienst hadden daardoor ook minder te doen en zo kregen die dit werk van de PEN erbij. De vertegenwoordigers behielden toen alleen het technische werk. Dat bleef zo tot 1 maart 1979. Toen nam de PEN ook het technische werk in eigen hand en konden de vertegenwoordigers zich geheel inzetten voor hun electrotechnisch installatiebedrijf. wat zij steeds naast hen vertegenwoordigerschap voerden. Nu in 1984 beschikt de gemeente Andijk over een modern electriciteitsnet met idem straatverlichting.

E. Schiphouwer

Technische toelichting op het laagspanningsschema van Andijk.
Dit schema geeft de toestand aan omstreeks 1950. Op de tekening is een aantal hoogspanningsgebouwtjes aangegeven, ook wel tranformatorhuisjes genoemd en een aantal masttransformatoren. Bij de hoogspanningsgebouwtjes komt de voeding binnen via hoogspanningskabels (10.000 volt) hetgeen via een transformator wordt omgezet in laagspanning ("")/£') volt), dat wij in de woningen ontvangen. Om te weten over welk huisje of masttransformator men spreekt, hebben deze allemaal een naam: Andijk I, Andljk  II,Broekoord, Hornpad, enz. De masttransformatoren gevoed door een bovengronds hoogspanningsnet van 10.000 volt. Deze transformatoren waren hoog opgesteld tussen vier palen. Ook deze zetten de spanning om in 220/380 volt. Wilde men een transformator spanningsloos maken, b.v. voor werkzaamheden in een HS-gebouwtje, dan werd het laagspanningsnet gekoppeld op een volgend gebouwtje door middel van een zogenaamde mastschakelaar.

Het electrisch koken nam zo'n omvang dat in 1950 in bepaalde gedeelten van Andijk het aanleggen werd geweigerd, wegens overbelasting. Dat betrof de Middenweg. Van Middenweg tot aan de winkel van van Dokkem, van de Hoekweg tot aan de Buurtjeskerk en de straten daar achter. Door later meer hoogspanningsgebouwtjes te bouwen werden de stukken net korter, waardoor extra afname weer mogelijk werd. Zo kwamen er onder andere aan de Middenweg twee HS-huisjes te staan en natuurlijk op meer plaatsen. Op de bestaande tekening van 1950 is later het huisje Dijkgraaf Grootweg ingetekend en de masttransformator aan de Horn vervallen.

Toen het bovengrondse net plaats maakte voor ondergrondse kabels, paste men gelijk de draaddoorsnede van deze kabels aan op het te verwachten gebruik. Met het leggen van die kabels verdwenen ook de masttransformatoren, die plaats maakten voor schakel- en verdeelstations. De scheiding van het bedieningsgebied van de beide vertegenwoordigers was in 1950 aan de dijk tussen Broekoord 218 en 219 en aan het Kleingouw tussen de nummers 19 en 20.

E. Schiphouwer

 

Opmerking van de websiteredactie:
De afbeelding van bovengenoemd schema/tekening is nog niet beschikbaar.