» Jaarboeken "Oud Andijk" » 2000 » pagina 57-59
De "jonkies" weten al niet beter, achter de dijk, tussen de bakkerij van "Vea" en
het Kerkepad, vind je het waterleiding komplex van het "Provinciaal Waterleidingbedrijf Noordholland".
In het westelijk deel het zoetwaterbassin en ten oosten daarvan het gebouwenkomplex.
Voor dat dit bedrijf op 2 mei 1968, officieel, door Prins Claus, die daartoe per helicopter naar Andijk
kwam, in gebruik werd gesteld had dit terrein al een lange geschiedenis achter de rug. "De Slibbert"
werd dit stuk buitendijks land genoemd en dat was eigenlijk niet eens een goede naam. Want slibbert komt
van slibber en dat wil zeggen aangeslibt of aangespoeld land en dat was hier niet van toepassing, dat verteld
het volgende verhaal, geschreven eind jaren zestig door ene "P.K." wat ons door mevr. Schenk-van
Dokkum te hand werd gesteld.
Wij hebben dit hier en daar even moeten aanpassen en nog een kleine aanvulling gemaakt.
Toen omstreeks het jaar 1000-1100 de Westfriese omringdijk aangelegd werd, was men nog niet in staat overal
een dijk te maken waar men wel wilde. Daarvoor ontbraken de krachtwerktuigen van tegenwoordig. Alles moest
met schop, mand, berrie, trog en paard gebeuren.
Daarom kon de dijk alleen gelegd worden op de hoger gelegen stukken land, veel land wat lager lag bleef
buitendijks. Langs de hele Zuiderzeekust lagen zulke stukken buitenland. Door de vele stormvloeden is er
later veel van dit buitenland verloren gegaan. Daarom trachtte men dit land te beschermen door kleine dijkjes,
"zomerdijkjes" of "poepedijkjes" (genoemd naar rivierdijkjes in "poepenland")
aan te leggen.
Op 15 october 1449 gaf de graaf Philips van Bourgondie, aan de omwonende boeren, zijn "Onderstaten",
die in de Kathoek onder jurisdictie (gerecht) van Grootebroek geland waren, vergunning om een uitland circa
80 morgen groot, (1 Rijnlandse morgen is 8515,79 m2 groot) te bedijken tot een korenland, tussen Reyngersvliet
en de Kathoek. In de wintertijd spoelden zulke poldertjes dan weer onder....
De echte zeedijk was veel zwaarder, hoewel veel lager dan tegenwoordig, want hij is meermalen verhoogd. Die
dijk werd gemaakt van modder, klei met zoden gedekt. Aan de buitenkant met beschermd door een "wierriem",
dat was opééngepakt zeewier, dat om het toenmalige eiland Wieringen groeide en in de zomer
daar gemaaid werd.
Dat wier werd in de loop der jaren steenhard. Om afkalven te voorkomen werden er op de waterlijn zware keien,
rolstenen en balstenen gestort om de golfslag te breken. Maar toen dus nog geen hele steen glooiing.
Ondanks al deze zorgen, braken de dijken nog vaak door. Op de dan herstelde plaatsen werden zware palen
geheid, zo dik als spoorbielsen en plm. 2-3 meter lang. Die stonden dan als een houten muur naast elkaar
en waren door dwarsbalken ("gordingen") met elkaar verbonden.
In 1570 kwam de "Allerheiligenvloed". Toen brak ook de dijk door ten westen van de Kathoek, waar
nu binnendijks het "Betonpad" ligt. Tot in 1920 was hier altijd nog een grote kuil (water-las)
te zien, die toen met zand dichtgespoten is. Zo'n kuil noemde men "weel" of "wiel".
De Slibbert heet officieel "Bergerveld". In de Kathoek ter hoogte van de Timmerfabriek van de
Vries, moet vroeger een boerderij gestaan hebben die "Pieterneefsberg" heette. Welke Pieter Neef
of neef Pieter dat was, is niet meer na te gaan. De voornoemde doorbraak heette "Bergerweeltje",
dit is thans de naam van het huis van de fam. Hoogendijk, Dijkweg 111.
De Slibbert zal dus plm. 1600 aan die Pieter Neef behoort hebben. Later is hij aan andere boeren overgegaan,
omstreeks 1920 waren dat Jacob Kooiman en Klaas Bakker. Aan het oosteinde van het land was vroeger een
"treksluisje" onder de dijk door. Dat is bij de dijkwerken na de storm van januari 1916 tevoorschijn
gekomen.
Vóór 1400 was er geen bemaling. Men moest dus het water maar laten lopen naar het laagste punt.
Omdat de wind hier het meest uit het westen waait, liep dat water naar de oostkant van de polders. Daar moest
het dan naar zee gespuid worden door het voornoemde treksluisje. Dat kon alléén in de zomer,
want voor dat de Afsluitdijk er was kende men in de Zuiderzee eb en vloed en in de wintermaanden was het
buitenwater meestal te hoog en kon er niet gespuid worden. Dat land aan het oosteind stond dan ook 's winters
meestal onder water. Dat werd iets beter toen er molens kwamen, maar die eerste molens waren maar klein en
niet draaibaar. Bovendien waaide zij bij harde wind om.
1 juli 1423 werd de eerste vergunning gegeven om molens te bouwen in de polder "Het Groot-slag".
Maar die waren nog lang niet in staat om de polder droog te houden. Omstreeks 1500 kwamen er grotere molens,
met draaibare kappen, in de Molenhoek stonden er vijf, maar nog was dat niet voldoende.
In 1731 kreeg men op hardhandige manier te maken met de paalworm in de Zuiderzee. Dat was een klein schelpdiertje
afkomstig uit Italie, dat gaten vrat in de houten beschoeiingspalen. De palen braken bij de eerstvolgende
storm af en dreven weg of werden door jutters meegenomen. Daarom is men toen begonnen aan de enorme tijd-
en geldverslindende klus van de totale steenbeglooiing.
In 1863 werd het eerste stoomgemaaltje gebouwd (de voorloper van ons huidige museum), later een paar keer
vergroot. Tenslotte werd dat een Diesel-electrisch gemaal en had men het water in bedwang.
De zee had in de loop der eeuwen ook aan de Slibbert gevreten en zowel aan het west- als het oosteinde
stonden grote plassen. Zo is op oude kaarten veel meer land te zien. Toen in 1932 de Afsluitdijk klaar was,
kwam ook de Slibbert in, letterlijk en figuurlijk, rustiger vaarwater te liggen, wat toen land was bleef
ook land.
De ouderen, vooral die van Andijk-oost, weten nog maar al te goed hoe of je er avontuurlijk kon spelen. Lekker
achter dijk, uit het zicht van de ouders, heerlijk pootjebaden, krabben en stekelbaarsjes vangen, wat een
vrijheid!
Wij weten ook nog heel goed hoe of er de voetbalclub van de "Oostoppers" "De Andijker Boys"
er een officieel voetbalveld had liggen. Voor het verkleden kon men dan terecht in het café van Piet
Schotsman ("Skos") en dan over dijk om de wedstrijd te spelen. Deze club heeft bestaan van 1934
tot vlak voor de oorlog in 1939.
In de oorlogsjaren '40-'45 stonden er in de Slibbert, zo tussen Kerkepad en Schoolweg, nog de restanten van
twee rijen van die zware palen, natuurlijk grotendeels in de grond. Die zijn er toen door Kees Gutter en
zijn mensen uitgelierd en voor brandhout weggegaan, die hebben er zeker twee keer warmte van gehad, want
dat zal een zware klus geweest zijn.
We hebben ook al enkele malen kennis gemaakt met het verhaal van Jaap Bouma, die in de oorlog met het spelen
op de Slibbert een lugubere vondst deed. Jaap woonde in de slagerij van vader Henk Bouma, gevestigd in het
huis wat nu nog aan de dijk staat op de hoek van de Schoolweg. Het hele gezin is in 1951 ook geemigreerd.
In de zomer van 1943 liep hij bij de rand van het water langs op de Slibbert, toen hij plotseling een dode
man in het water zag liggen, het bleek een Canadese piloot te zijn van een grote bommenwerper, die op de
terugvlucht vanuit Duitsland richting Engeland, door Duitse oorlogsjagers boven het IJsselmeer werd neergeschoten.
Jaap was toen zo'n 12 jaar oud en wist niet hoe gauw hij naar huis moest rennen om het te vertellen. Vader
Henk wist gelukkig genoeg om er voor te kunnen zorgen dat de juiste mensen zich over het stoffelijk overschot
konden ontfermen voor dat het in handen viel van de Duitsers. Deze ongelukkige piloot is later met zijn
tweelingbroer, die in hetzelfde vliegtuig zat, netjes begraven in Medemblik.
Ook dat is op de Slibbert gebeurd.
Het middengedeelte van de Slibbert was voor de veeboeren toch wel goed te gebruiken. Na de genoemde Kooiman
en Bakker, heeft Uilke Dijkstra er nog jaren geweid en gehooid. Tot dat ons buitendijkse grondgebied werd
uitverkoren om er een nieuwe "waterfabriek" te vestigen en in de winter van 1964-1965 kwam het
bouwbedrijf "Schrale Beton" naar Andijk om op de Slibbert een begin te maken met de werkzaamheden.
Als wij, ouderen, thans over ons prachtige fietspad op de dijk langs het grote, mooie bedrijf rijden, gaan
onze gedachten altijd even terug naar de Slibbert, die officieel "Bergerveld" heette, zoals wij
het gekend hebben.
red.