» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 2005
» pagina 14
Redactie
Verbaal van het verhandelde bij den Raad der Gemeente van Andijk 4 april 1817
Er was ingekomen;
Bij den President een verzoek van Kerkmeesteren der Gereformeerde gemeente te Andijk, waarbij dezelve doen,
eene voordragt van een reglement, om te hebben, een doodgraver met de manieren en bepalingen van deszelfs
werkzaamhedens, zijnde het reglement van den navolgende inhoud.
Art 1
Er zal te Andijk bestaan een doodgraver, welke door de Kerkmeesteren benoemd en aangesteld zal worden.
Art 2
Niemand dan deze doodgraver zal het openen van enig graf mogen worden gebruikt, dan op dezelfde autorisatie.
Art 3
Dezelve zal tegelijk bij het begraven van een lijk, de klok mogen luijen.
Art 4
Hij zal zich behooren te gedragen, naar de voorschriften, welke hem door de Kerkmeesteren worden gegeven,
zonder naar de raad van anderen te moeten luisteren.
Art 5
Dezelve zal verpligt zijn te zorgen, om op bepaalde tijd, het graf, tot welkens opening hij zal worden
gelast, in behoorlijke orde te hebben.
Art 6
Hij zal verpligt zijn, zoo diep te graven, dat in een graf drie kisten op elkanderen worden gezet, en dat
als dan de bovenste nog ten minsten twee en een half voet onder de zerk zal staan.
Art 7
De dood beenderen, welke door dezelve in de graven gevonden worden, zal hij verpligt zijn, onder dezelve
te plaatsen, en wel zus, dat bij begraven van het lijk, daarvan niets zigtbaars zij.
Art 8
Het leggen der zerken zal door schoolmeester worden verrigt, gelijk tot dezen tijd toe is gedaan, tot dat
daarover nader zal worden gedisponeerd.
Art 9
De doodgraver zal voor het openen van een graf genieten ƒ 1,20 cents; uitgenomen voor lijken van
volstrekt armen; waarvan de beoordeling en beslissing aan het Gemeente bestuur, ingevalle van verschil zal
staan, als welke graven voor dezelver doodgraver om niet zullen worden geopend.
Art 10
De kosten van het openen door den doodgraver zullen door den schoolmeester ontvangen en binnen zes weken
aan den doodgraver verantwoord moeten worden.
Art 11
De schoolmeester, zal met het opruimen der kerk, zoo van banken, als stoelen ter bekoming van eene geschikte
gelegenheid tot het graven, en tot het geven van behoorlijke aanwijs, evenals tot hiertoe is geschied, blijven
gechargeerd.
Art 12
De doodgraver zal geene kisten uit de graven mogen doen, en sloopen, waarin de lijken nog niet geheel zijn
verteerd, maar dezelve in de graven behoorlijk moeten bestellen, hetzij onder in een graf, of op een andere
kist.
Art 13
Ingevalle van contraventie van dezes reglements, hetzij door de genen die een lijk laten begraven, of van
den doodgraver zelf, zal de beslissing dier gevallen staan aan de Kerkmeesteren, behoudens het regt van
appèl.
Art 14
Een extract dezen wet zal worden gegeven, aan den, door Kerkmeesteren te benoemen doodgraver, aan den
schoolmeester, en dezelve bij advertentie aan de geconoerneerden worden bekend gemaakt, zoo tot informatie,
als om zich dien conform te gedragen.
Art 15
Kerkmeesteren reserveeren aan zich het regt om dit reglement te vermeerderen of te veranderen naar bevind
van zaken.
En is het gemelde in overweging genomen en door de Gemeente Raad besloten, de voordragt van de gemelde
Kerkmeesteren goed te keuren, en dit reglement te arresteren, gelijk bij dezen geschied, waarvan aan
Kerkmeesteren kennis zal worden gegeven, met last hem daarna te gedragen.