» Jaarboeken "Oud Andijk" » 2005 » pagina 15-16
Guus van Gelder
Als het over de historie van Andijk gaat, wordt men al gauw geconfronteerd met de grote zaken zoals; de stormramp van 1916 of, van veel recentere datum, de ruilverkaveling, toch ook al weer zo'n dertig jaar geleden. Dat zijn dan ook gebeurtenissen geweest, die een enorme invloed gehad hebben op de vorming van ons dorp en de daarbij aangepaste levensomstandigheden. In ons Poldermuseum kunnen we gelukkig nog veel terugvinden over het leven van voor en tussen genoemde ingrepen in de dorpscontouren. Wij willen ons nu eens bezighouden met de dagelijkse gang van zaken in ons dorp en nemen daarvoor de periode in de jaren dertig van de vorige eeuw, zo vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Dat is ook aan onze brein ontsproten omdat we het dan over eigen ervaringen kunnen hebben. Het dorp kende toen ook grote groepen jeugd, die vaak in de avonduren op verschillende plaatsen bij elkaar kwamen. Daar ontstonden dan ook allerlei plannetjes om soms dingen uit te halen, welke eigenlijk niet "door de beugel konden". Toch willen we in dit verband wel opmerken dat er nimmer sprake was van doelbewuste vernielingen van andermans spullen, zoals we dat nu wel zien. Het Buurtje was zo'n plaats van samenkomst, 's zomers op de dijk rondom de trap en als het kouder was in de luwte van de kerk op het straatje.
De "knoe" van "Proot"
Het water en de schuiten speelden toen een zeer belangrijke rol in het dagelijkse leven. Op Munnekay in,
thans het huis van de familie Cabooter, woonde toen een tuinder met de bijnaam "Proot". Hij stond
bekend als een "zuinige" man, die wel eens moeite had met de jeugd, zelf had hij geen kinderen.
Naast zijn gewone tuinderschuit had hij ook een "knoeike", een klein houten roeibootje waarmee
je ook goed met de kloet kon varen. Dat vaartuigje is eens op een avond in het donker, achter zijn huis,
bij de vrij hoge wal opgehaald. Met de bodem omhoog hadden de jongens het ding in het gras liggen. Toen
hebben ze, met een paar flinke spijkers, een klomp onder aan die bodem geslagen met de opening naar voren
gericht. Daarna ging het vaartuig weer netjes op zijn plaats het water in. Jammer genoeg hebben de jongelui
het zelf niet kunnen zien, maar omstanders hebben die volgende morgen krom gelegen van het lachen toen ze
de goede man hebben zien worstelen om het ding in het goede spoor te krijgen. Dat was een onmogelijkheid
want de "knoe" tolde alle kanten heen, behalve de goede. Het ging om dat moment, de man was
natuurlijk razend, maar de schade viel wel mee. De "knoe" moest weer uit het water, de klomp
eraf geslagen en het leed was geleden.
Zijn revanche.
Soms kwam een zelfde figuur voor een herhaling in aanmerking. Weer togen een koppeltje jongens naar de
Munnekay. Toen moest de grote schuit er aan geloven, het was een hele hijs om dat ding bij de wal op te
krijgen. Die was van ijzer dus daar bleven ze wel vanaf. De lol zat hierin dat de knecht van man de
volgende ochtend niet zomaar van wal kon steken richting het land van" Proot", eerst zouden ze
met z'n tweetjes die schuit weer te water moeten laten. Maar de man zag zijn kans schoon om "van de
nood een deugd te maken". Toen Hein, de knecht, zijn fiets in de schuur had gezet, kwam zijn baas uit
huis en zei: "Nou Hein, die rotjongens hebben nou toch voor ons die schuit zo mooi bij de hoge wal
opgehaald. Je "moste" hem meteen maar gaan "hellingen", (schoonmaken en teren) dat
scheelt veel werk! In feite nam hij heel slim revanche op die kwajongens.
Bij een partijtje biljart kon flink worden gegokt.
Biljarten is al een eeuwenoude sport, volgens het boekwerk "Honderd jaar Sport" van M.J. Adriani
Engels, al uitgegeven in 1960, is het begin van het huidige biljarten met haar attributen, overgekomen uit
Frankrijk zo rond 1830. In hetzelfde boekwerk lezen we dat de sport tot 1880 hoofdzakelijk werd beoefend
in de provincies Groningen, Friesland en… Noord-Holland.
Het heeft vrijwel altijd plaatsgevonden in café's,
al hoewel er later in den lande wel speciale biljart centra's ontstonden, waar soms wel 8 of 10 speeltafels
stonden. Het schijnt, volgens dezelfde bron, dat in de beginjaren het gokken door middel van het biljartspel
dermate grote vormen had aangenomen dat er menigmaal door de politie is ingegrepen. Het biljarten in
verenigingsverband maakte daar een einde aan.
Tot zover een stukje geschiedenis over een sport die ook in
Andijk altijd vele deelnemers heeft gekend en tegenwoordig nog volop gespeeld wordt in onze horecabedrijven,
meestal in clubverband. We noemden al het gokken rondom het biljart. Naast het biljarten in clubverband,
kan er natuurlijk overal op allerlei tijden van een biljart gebruik gemaakt worden. Tegenwoordig stop je
dan een klein bedrag in de "ballenklok" en je mag een uur spelen. Als we nu terug gaan naar de
jaren '30 van de vorige eeuw, dan kon je voor een paar dubbeltjes, wat aan de kastelein betaald werd, een
flinke partij biljart spelen met twee, soms ook wel vier man. Maar op zondagmiddag en zeker met hoogtijdagen,
zoals kermis, Floralia feesten, enz., dan werd het biljart door de kastelein gebruikt om de drankomzet te
verhogen.
Het ging dan om "kaartjes", dat waren consumptiebonnen. Een bediende van de kastelein
ging bij het biljart staan en vroeg aan de omringende klanten: "Wie wil biljart?" Het was dan
even echt stil, maar dan werd er door eentje geroepen: "Om twee". Het ging altijd om een deelbaar
aantal, dat kon dan al gauw oplopen naar tien. Veelal bleef het aantal beperkt tot het aanvaardbare. Als
dan het bod stokte zei de bediende b.v.: "Om tien Jan Tensen". Deze stoot dan de bal af en de
bediende kwam weer en zei: "Wie volgt?" Als die Tensen nou een sterke biljarter was kon het zijn
dat het bod weer omlaag ging, dan durfde men niet zo goed, maar meestal werd er gelijk "gevolgd".
Men speelde dan een gewone partij libre, het meest gangbare speltype, over vijftig caramboles om tien
consumptie kaartjes. Aan het einde van de partij kwam dan de bediende weer en telde voor de winnaar en de
verliezer elk vijf kaartjes neer, maar de verliezer moest ze alle tien betalen.
Maar we hebben het wel
meegemaakt, tijdens het Floralia feest, wat in die jaren dertig, begin veertig, zo'n beetje als plaatsvervanger
voor de ontbrekende kermis in Andijk werd beschouwd en tijdens kermissen in de buurtdorpen, dat er middels
het biljart flink gegokt werd. Het ging dan soms om zestig, zeventig kaartjes. Die zich daar mee bezig
hielden konden natuurlijk wel behoorlijk biljarten, maar het kwam er dan ook op neer, wie zijn zenuwen het
beste in bedwang kon houden. Het ging dan om hele bedragen voor die tijd, als we bedenken dat de prijs voor
consumpties in de laatste jaren '30 en in het begin van de oorlog '40-'45 al snel opliepen van 25 naar 50
cent. Dan kostte het verlies van een partijtje biljart "om zeventig" zo'n dikke 30 gulden. De
winnaar van zo'n partij had natuurlijk snel enkele "vrienden" om zich heen om met hem te drinken.
Het was overigens geen verplichting om die kaartjes, die wel café gebonden bleven, diezelfde dag op
te maken.
Maar, hoe dan ook, zo'n biljart kon behoorlijk wat in het laatje brengen van de kastelein.