» Kistemaker Archief » Proza en Poëzie » Pagina 1
Knusjes tegen elkaar aan zaten ze op de bank, die de groote menschen daar gezet hadden
voor de vreemdelingen die over de zee wilden zien.
Van de armsten die 't stadje had waren ze, dat zag 'n ieder aan hun inbleeke
armoegezichtjes, hun piekerig ponyhaar, hun povere kleertjes ook.. 't Vaal-versleten
bruinrooie jurkje van 't kleintje plekte toch wel mooi tegen de verschoten bleekgroene
jurk van de ouere zus die zich, ouelijk bezorgd, over 't kleintje boog...
Heel stilletjes zaten ze zoo.
Beider oogen zagen uit over de zee, waar, in valen schemer, 't havenlicht
te pinkelen begon.
'n Draailicht was 't, dat geregeld "....flap.....floep.." deed over het deinende
water. Schitteroogend volgden dearmoe-figuurtjes op de bank dat spel van 't witte licht.
En gelijkmatig hoorde ik hun fluisterstemmetjes prevelen: "...Brand....uut....brand....uut....
Langs hen heen ging stadjes rijkdom: heeren in deftig zwart - dames -en kinderen ook in
molligzachte kleeren met den glans van 't nieuwe er nog aan.... " De twee op de bank
letten daar niet op - dachten slechts aan hun leuk spelletje met 't draaiend havenlicht, dat telkens als 't:
"Brand" was, 'n bleke schijn lei over 't wiegelend water. En hun fluisterstemmetjes lispten maar aldoor datzelfde: ....Brand....uut....
Toen ik keerde van m'n wandeling langs zee zaten daar nog de povere kindertjes op de bank.
Zachte glans van avondlicht leefde teer na in hun oogen. En nog speelden ze hun simpel
spelletje met 't waarschuwend licht. Hun teere stemmetjes zongen nog 't:"..Brand..uut.."
"Brand...."" speelde ik mee. "Nietes, "uut", ziet U maar,
zei de oudste. Dan "uut"", gaf ik toe. "En 't is ,,Brand", U weet
er lekker niks van!" "....Uut....brand...." lispte nog 't kleintje.
Omhoog pinkte de avondster....
Ons Eigen Tijdschrift, Juli 1926 Piet Kistemaker.