» Kistemaker Archief » Proza en Poëzie » Pagina 28
Het zal de jongere generatie, vooral hen die in een ander werelddeel zijn geboren, wellicht interesseren,
hoe het in het land van hun voorvaderen Westfriesland, gesteld is.
Ons land is een polderland. Dat is in de oertijd, d.w.z. voor onze jaartelling, anders geweest. Toen
was het zeepeil lager, de bodem was zanderig en er waren hier veel bossen. Maar door stijging van het
zeepeil en de menigvuldige stormen en watervloeden was men genoodzaakt, de strijd aan te binden met
onze aartsvijand; het water. Deze strijd duurt nog steeds voort, dijken. Het begon met terpenbouw,
kunstmatige heuvels, die ingeval van nood een toevlucht konden zijn. Maar het zeepeil rees verder.....
Daarom werden er dijken gelegd rond te beschermen land, de polder. Eerst lage dijkjes om kleine
poldertjes, maar later ook zware zeedijken. Zo kwam omstreeks het jaar 1000 n.C. de Westfriese
omringdijk tot stand. Een polder heeft echter alleen waarde als de grond wordt drooggehouden. Daarom
werden er, meestal haaks op de bestaande waterlopen, sloten gegraven, voor waterafvoer en waterberging.
Een enorm werk, met de primitieve middelen van die tijd! Om het overtollige water kwijt te raken, werden
eerst treksluisjes gemaakt, waardoor bij laag tij het water kon weglopen. Omstreeks 1400 kwamen de
eerste windmolens, maar die waren nog lang niet bij machte om het land droog te houden. In natte jaren
stond er nog veel land blank. Molens met een draaibare kap, die naar de wind gedraaid konden worden,
waren een hele verbetering, maar de strijd tegen het water bleef..... Pas het stoomgemaal (1865) bracht
verbetering, maar nog steeds onvoldoende.....
We beperken ons nu tot de polder het Grootslag, beoosten de lijn Hoorn-Medemblik. Door de gebrekkige
bemaling was er in de 19e eeuw nog maar heel weinig land geschikt voor landbouw. Het meest was grasland
voor de veehouderij. Maar op grasland kan maar weinig volk arbeid vinden. Een grasboer kan met een
arbeider verscheidene bunders land bewerken. De oudste zoon erfde als regel de boerderij, maar voor
de overige zonen uit de toen nog grote gezinnen moest elders emplooi worden gezocht. Dat gaf problemen!
Omstreeks 1850 kwam er meer landbouw. Grasland werd gestroopt en de boerenzonen werden landbouwer, vaak
met gemengd bedrijf. En met tegenzin: "aardwerk is paardewerk" zeggen de boeren. Die landbouw
was nog grofbouw, teelt van landbouwzaden, mosterd, karwij, venkel, dille, enz. en nog weinig aardappelen.
Door de uitbreiding van de bevolking was het nodig, de bedrijven te splitsen. Dat was het begin van de
tuinbouw. De grond moest meer intensief bewerkt worden om een bestaan mogelijk te maken. Door de
verbeterde bemaling, vergroot stoomgemaal, was dat ook beter mogelijk. De aardappelteelt nam toe en
weldra waren de "Andijker muisjes" overal bekend.
In Amsterdam worden nu nog allerlei soorten aardappelen als "Andijker muizen" verkocht. In
1884 werd te Andijk de vereniging "Akkerbouw" opgericht, een cooperatie die de aardappelen
via Broekerhaven naar Amsterdam verkocht. Die cooperatie heeft het precies honderd jaar uitgehouden en
is nu ter ziele.
In latere jaren werd in "de streek" de vereniging "de Tuinbouw" opgericht, die zich
vooral op export naar het Roergebied richtte, met grovere soorten aardappelen, Koksianen, Ninetyfold,
enz. Door de bevolkingsaanwas werden de bedrijven steeds kleiner en moest meer intensief verbouwd worden,
zou een bedrijf een bestaan kunnen opleveren. Daarom kwamen naast aardappelen de tuinzaden.
De zaadhandelaren, Sluis en Groot, Gebroeders Sluis, P. Rood & Zn., A. Zwaan, e.a. lieten zaden,
voornammelijk bonen, later ook bloemzaden, op mondeling contract telen. "Op uitbetaling"
heette dat en die uitbetaling kwam pas aan het eind van het jaar. De teler moest dus het hele jaar op
crediet voor "de firma" werken en afwachten wat hij met Kerstmis daarvoor zou krijgen.
Omstreeks 1900 werden de bedrijfjes zo klein, dat het moeite kostte het hoofd boven water te houden.
Bovendien was het rond de eeuwwisseling een slechte tijd. Na de Frans-Duitse oorlog van 1870 was er
plm. 10 jaar een opleving geweest, wat "de goudeneeuw" genoemd werd. Maar na 1890 kwam de
val, nog verergerd door de Amerikaanse dumping, levering beneden kostprijs. Van die tijd dateert de
eerste emigratie naar Noord-Amerika. Canada kwam veel later. Het waren slechts enkelingen, want
emigratie betekende grote risico's.
Na 1900 kwam de tulpenteelt. Willem Kooiman Pz. was de pionier. Voorlopig nog kleine veldjes, maar in
de twintiger jaren heeft de tulpenteelt hier veel rijkdom gebracht. Zo zelfs, dat in 1930 een dure
gereformeerde kerk gebouwd kon worden, die in een jaar schuldenvrij was! Na 1930 kwam de crisis, de
diepste armoede, ooit beleefd! Andijk was op 1 na de armste gemeente in het Grootslag. In 1937 was het
gemiddelde inkomen per hoofd 145 gulden per jaar!.
Wervershoof was nog armer, 113 gulden, maar dat kwam door de overbevolking. Die dertiger jaren hoeven
we nooit meer terug! Tot aan de oorlog 1940-1945 bleef het slecht, mede door de exportbelemmeringen,
o.a. de clearing, die Duitsland toepaste.Bergen aardappelen en bloemkool
lagen bij de veilingen te rotten. Een eeuwige schande!
Na de oorlog kwam de emigratie, nu naar Canada. Andijk was het grootste emigratiedorp; ruim 500 personen
trokken weg. De reden een ingebeelde vrees voor Rusland en de onmogelijkheid om alle kinderen een goed
bestaan te kunnen geven. Want het waren meest grote gezinnen met opgroeiende kinderen, die vertrokken.
De meest ingrijpende verandering was hier de ruilverkaveling. Door vererving etc. waren de bedrijfjes
hier te klein geworden. Daarbij kwam nog dat het vele tijdverlies door het vervoer per schuit. De
bedrijfjes waren zo klein, dat verdere splitsing onmogelijk was. De gemiddelde grootte was 1 tot 1,5
H.A . Daarom werd "van-boven-af" besloten, tot verkaveling. Wie nog kapitaalkrachtig genoeg
was, kreeg land in ruil aangeboden, de armeren werden met geld tevreden gesteld. De vaarpolder moest
een rijpolder worden. Ging vroeger alle vervoer per schuit of praam, nu gaat alles per auto of trekker.
Grotere bedrijven en meer machines. Dat de nieuwe ondernemers tegen hoge rente hypotheek moesten nemen,
was bijkomstig. In die 70er jaren was gemakkelijk geld te lenen. Maar tersluiks heette de Grootslag
de "Rabopolder", naar de bank die het geld verstrekte; Raiffeissen-Boerenleenbank, RABO. Dit
is het land waar wij leven.
Piet Kistemaker