» Kistemaker Archief » Proza en Poëzie » Pagina 31
"Die goeie ouwe tijd." Nou, vergeet 't maar.
Ik wil U even mee terug nemen naar de tweede helft van de achttiende eeuw. Naar de
zogeheten "pruikentijd". Een tijd met zeer rijke en met zeer arme mensen. Voor
die arme mensen was het een barre tijd. Voor hen was het leven hard. De sociale zorg was
lang niet zo goed geregeld als tegenwoordig. Voor de armen was er slechts de diaconie van
de kerk.
Ik neem U even mee terug in de tijd aan de hand van het diaconieboek van de Buurtjeskerk
te Andijk. Toen nog een gereformeerde kerk. Pas in 1815 werd het een nederlands hervormde
kerk. Het boek geeft een aardig beeld van de wijze, waarop er door de diaconie voor de
armen werd gezorgd. De giften werden meestal in natura verstrekt. Het dagelijks brood was
immers het meest nodig. We vinden tal van posten voor brood, geleverd door de plaatselijke
bakkers Gerrit Masereeuw, Gerrit Prins, Tijs Koolhaas en anderen.
De armen kregen ook echte boter. Margarine was er namelijk nog niet:
10 maart 1770, aan weduwe Sjerp Imkes (Rigt Ipes) butter voor
David (Jacobsz.) 37.16.0.
Er werd gerekend in guldens, stuivers en penningen. Een gulden was 20 stuivers, een
stuiver was 16 penningen. We vinden nog tal van posten met "Butter van Rigt".
Zij woonde "in 't velt achter Bovenkarspel" en was kennelijk een flinke boerin!
De diakenen, die meestal zelf boer waren, leverden graag k a a s aan de diaconie.
Bijvoorbeeld:
1766 aan Lieuwe Willems betaalt voor 102 pond kaas 10.6.0.
aan Jan Dral betaalt voor 103 pond kaas 12.6.0.
De kaas kostte dus nog geen dubbeltje per pond. Nu ruim drie gulden.
Voor spek en vlees werd eveneens gezorgd.
In November 1766 kochten de diakenen zelfs een heel varken:
1766, de sijs (cijns) voor een hokling en een varken betaald 2.8.0.
Een varken gekocht van Yakop Fijn voor 16.0.0.
1768, aan Grote Sijmen voor een varken 16.18.0.
Aan de oude Pieter Mantel voor slagdood (slachtersloon) 1.16.0.
Voor fl. 1,80 werd er dus een heel varken geslacht!
De boer-diakenen leverden ook vlees:
1766 aan Yan Best voor 1/4 vleesch 6.10.0.
1767 aan Volkert Best 1/8 piek koevleesch gelevert 4.15.0.
Bij de opkomst van de landbouw (de tuinbouw deed pas later zijn intrede in deze contreien) werden er door de diaconie tevens landbouwprodukten verstrekt:
18 december 1772 aan Meindert Groen aardappelen voor David 11.8.0.
1 february 1799 aan dezelfde voor 4 manden aardappelen 1.4.0.
Meindert Groen was de eerste aardappelteler op Andijk.
Ook peulvruchten kwamen aan bod. Voornamelijk grauwe erwten:
26 Juni 1773 aan Klaas Oostwouder 1/4 zak erte voor Davit 1.10.0.
21 April 1789 aan Klaas Fedes voor 1 loopen grauwe erte 8.0.0.
8 April 1790 aan Pieter Vreeksz. voor 1 taak grauwe erte 5.8.0.
Wie weet er nog hoeveel een loopen of een taak bedroeg?
Verder vinden we uitgaven voor gort en meel. Pap en brij waren volksvoedsel.
Groenten werden nog maar weinig gegeten.
Kruideniers waren werden eveneens soms verstrekt.
Een keer worden die winkelwaren "ebrawaren" genoemd: eetbare waren:
1 Januari 1770 aan Jan Okke ebraware voor David 15.0.0.
David Jacobsz. was jarenlang vaste klant van de diakonie.
Hij had in de eendenkooi van Klaas van der Velde gewerkt, maar
was - met het klimmen der jaren - tot armoede vervallen.
In de wintermaanden verstrekte de diaconie soms ook brandstof aan de armen. Meestal turf, want steenkool was onbereikbaar duur:
8 December 1762 aan Jan Kort voor Klaas Bakker 12 ton turf,
de ton 9 1/2 stuiver, 5.14.0.
Die ton was in dit geval een geijkt vat. Dus geen 1000 kilo. Curieus zijn ook de uitgaven voor logtriet. Dat spul was goedkoper dan turf en kon bosje voor bosje onder de ketel worden verstookt. Dat er daarbij wel eens een rietpluis door de kamer zweefde mocht niet hinderen:
30 maart 1776 aan Willem Sijmensz een voer logtriet 1.4.0.
We vinden voorts verschillende uitgaven voor wijn. Arme mensen en wijn? Dat is een contradictie. Maar waarschijnlijk betrof het de inkoop van wijn voor het avondmaal. Gezien ook het kwantum:
7 September 1773 Jacob Rootjes 22 flesschen Spaanse wijn 12.0.0.
Dat is nog geen 54 1/2 cent per fles. Sante!
Ook voor de zieken werd gezorgd:
30 september 1772 aan Jeremias van Dalen mestersloon voor David 7.16.0.
Hier wordt bedoeld meestersloon. Tot 1900 heette de dokter
"meister" omdat hij daarvoor "mr. chirurgijn" werd genoemd.
De arme werd tot in het graf door de diaconie begeleid.
"Van de armen begraven" heette dat. En dat had geen beste klank, want een
armenbegrafenis was uiterst sober. Het diaconieboek bevat uitgaven voor doodkisten,
rouwkleed, klokluiden en de koop van een graf:
"Heden, den 18den Januari 1778 hebben wij diaconen verkogt een graf aan Cornelis Cornelisz. Boeier met condisje dat zoo wanneer Pieter Mantel de oude komt te sterven, dat hij daar dan in begraven moet worden, zijnde no. 46 en dat voor een somma van 22 guldens."
Een paar maal vinden we een uitgaaf voor tabak:
8 Februari 1763 aan Jan Cobus 1/4 kostgelt en tabak 24.10.0.
21 augustus 1763 aan deselve voor tabak 1.15.0.
24 januari 1764 aan deselve voor tabak em nijloon 1.5.8.
In latere jaren vinden we deze uitgaven niet meer. Als er nog tabak in voorkomt is het
in combinatie met (Goudse) pijpen en kaarsen voor de kerkeraadsvergadering.
Het bovenstaande waren allemaal uitgaven. Maar wat waren de inkomsten? Het geld moest toch
ergens vandaan komen. Andijk had een arme kerk, in 1767 met de hulp van de Westfriese
steden geinstalleerd. De kerken in de Streekdorpen - Bovenkarspel, Grootebroek,
Hoogkarspel - waren van oudere datum. Zij bezaten vele bunders armen- en wezenland, dat
aan lidmaten van de kerk werd verhuurd. Andijk daarentegen bezat slechts een paar akkers,
die aan inkomsten (huur/pacht) 12 tot 17 gulden per jaar opbrachten. De kerk bezat voorts
nog enkele huisjes - waarvan een in Oostwoud - die door lidmaten zonder familie
(erfgenamen) aan de kerk waren nagelaten.
Teeuwis Kort betaalde van 1763 tot 1769, 13 gulden akkerhuur. Vervolgens betaalde Jan
Groot jarenlang akkerhuur van 15 tot 17 gulden. Tot hij op 16 maart 1807 de akkers kocht
voor een bedrag van 680 gulden. De miljoenen van Sluis en Groot vinden hier hun oorsprong!
Verder was er het "armenzakje"; de klinkbuul, met onderaan een belletje voor de
slapers! Voor het decimale stelsel werd ingevoerd was er een enorme variatie aan munten in
omloop. Andijk telde ook zeevarenden onder haar inwoners, die van hun reizen soms vreemde
munten mee namen.
"Malle duyte" noemde men die. Daarom moest er af en toe een diaken naar
Enkhuizen, om aldaar "malle duyte" en soms ook enig zilver, dat door de
gestorven arme was nagelaten (bijvoorbeeld in de vorm van een zilveren schoengesp) in te
ruilen voor gangbaar geld:
2 Januari 1765 de ofsette duyte verruylt 17.4.4.
1 maart 1779 van oude zilvere knope verruylt 1.8.0.
Dat was een bedrag van f. 1,40. Wat zou dat spul vandaag hebben
opgebracht?
Wie helemaal niets bezat verviel aan de diaconie. Wie kon werken - bijv. iemand die te
oud was geworden om in het weeshuis te Grootebroek te kunnen blijven en geen familie bezat
- werd "bestedeling". Hij of zij werd door de diaconie uitbesteed bij een boer,
die werk had en op een koopje uit was!
Zo'n bestedeling was Mary Cornelis'. Vrouwen hadden in die jaren gewoonlijk nog geen
achternaam. Haar kleding werd door de diaconie tot en met verzorgd: naailoon, kleren,
mutsen, nieuwe schoenen (fl. 1,40), nieuwe klompen (fl. 0,45), dunne (zeildoeken) sokken,
af en toe wat zakgeld:
31 januari 1763 van Petrus van Broek ontvangen de huur van Mary Cornelis', na aftrek van haar verschot melkloon en ses weken, die niet uitgediend zijn 13.14.0.
7 februari 1763 van Jan Best de huur van Marij Cornelis' voor 1761 5.9.0
Idem aan Pieter Mantel een jaar costgelt voor Marij Cornelis' 100.0.0.
Geen 2 gulden per week.
31 December 1764 aan Pieter Mantel een jaar costgelt voor Marij Cornelis' en eenig onderhout 98.2.0.
1767 aan kleren en buelgeld voor Mary Cornelis' 22.0.0.
Dat is de laatste post, die we van haar vinden. Waar is zij gebleven?
Op 6 februari 1772 trouwde zij met Klaas Cornelisz. Bakker, een arme schoenmaker, die
later vaste klant bij de diaconie werd... Voor Mary Cornelis' werd het dus een leven in
armoe. Op 12 mei 1790 werd zij op het kerkhof van Buurtje begraven. Een graf in de kerk
was er voor de armen niet bij.
Soms werd een arme door de diaconie ingekocht. Zoals in het geval van Gertje Bues. Hij had
op 3 Mei 1763 van de diaconie een hypotheek gekregen: groot 200 gulden, tegen 4 1/2
procent rente. Jarenlang had hij trouw de rente betaald: 9 gulden per jaar. Toen werd hij
echter ziek en liep het mis. In 1775 en 1776 betaalde zijn broer Jan de verschuldigde
rente: 17 mei heeft Jan Bues de rente betaalt en is de ebiteekt (hypotheek) van Gerrit
Bues voldaan 210.0.0.
In datzelfde jaar hebben de diakenen van Andijk de boedel van Gertje Bues verkocht. De
hele transactie staat gedetailleerd in de boeken beschreven. Er resteerde uiteindelijk een
overschot van 102 guldens en 6 stuivers. Gertje heeft nog enkele jaren op kosten van de
diaconie geleefd. Op 9 juli 1783 werd hij op het kerkhof begraven. Op 13 oktober wordt
zijn naam voor het laatst in het boek genoteerd;
boelhuisgeld van Gertje Bues 13.5.0.
Zo was dit leven "des gerusten landmans".
De diakenen voerden een zuinig beheer. Ze waren "puur op de penning zestien".
Ze zagen zelfs nog kans om geld over te houden:
1765 den 11 Maart heeft de diaconie 500 guldens uytgeset bij de
regenten van Wervershoof tegen 2.10.0. percent des Jaars.
Dat was toen de gangbare rente. Maar Gertje Bues moest voor de
hem verleende hypotheek wel mooi 4,5 procent betalen!
Een flinke dreun in de diakoniekas veroorzaakte een legaat van Cornelis Pool, die duizend gulden aan de diaconie vermaakte!
28 April 1786 uyt de boedel van Cornelis Pool 1000.0.0.
Dat bedrag kwam goed van pas. Vooral in de jaren rond 1800 was er veel armoe en had de diaconie moeite om rond te komen. Aan het einde van het jaar 1800 lezen we:
"Zijnde voorts de afgaande Diacon Jacob Mooy voor zijn
gehoudene en uitmuntende handelswijze met de overige
diaconen vooral in de moeilijke omstandigheden, wegens
de Diaconie door den jegenswoordigen drang der tijden,
hartelijk bedankt geworden door den mond van de
predikant J.B. van den Berg."
Dat was tijdens het Koninkrijk Holland van "Lodewijk" Napoleon.
ANDIJK, voorjaar 1987. Piet Kistemaker.
West-Friesland OUD en NIEUW deel 54.