» Kistemaker Archief » Proza en Poëzie » Pagina 33
De meeste Andijkers zullen wel weten, dat er op West een oud gebouw staat dat de
"Meekrapstoof" heet. Maar niet ieder zal weten, hoe het aan die naam gekomen is
en waarvoor het eigenlijk diende.
Zo omstreeks 1850 was alle land hier nog groen. Land- en tuinbouw was er nog maar heel
weinig. Maar door de groei van de bevolking, de gezinnen waren nog vrij groot, werd het
nodig, naar andere bestaansmiddelen om te zien. De oudste zoon erfde de boerderij, maar de
anderen? De oppervlakte grond bleef dezelfde, maar het aantal mensen, dat van die grond
moest leven nam toe. Het werd dus kiezen of delen: het bedrijf veranderen, meer landbouw,
of emigreren. Maar dat was een schrikbeeld! Wie naar Amerika vertrok, was verder voorgoed
uit het gezicht en zag familie, vrienden en kennissen zo goed als nooit terug! Dus, meer
landbouw. Met lede ogen zagen de vaders toe, hoe er steeds meer land werd gestroopt. Een
grasboer ziet neer op de landbouw: met een arbeider en een paar poepen in de hooitijd kon
hij vele bunders land "bewerken". De graszool bleef vast, alleen het onkruid
moest er uit, stekelen, heerik, zuring, kroos en flab waren zijn voornaamste vijanden.
Maar landbouw vroeg meer mankracht: ploegen, eggen, planten, zaaien, dorsen, rooien,
eisten veel werkuren op. En het beschot was vaak gering: graan voor enkele guldens per
mud! Mosterd en karwei waren gokartikelen, daar was nog wel eens een extra'tje uit te
halen, maar aardappelen eisten veel werk. En sinds het beruchte jaar 1845 de
aardappelziekte.
Dus werd er uitgezien naar een teelt, die meer opbracht. In Zeeland verdienden de boeren
reeds sinds enkele eeuwen veel geld met de teelt van meekrap.
Meekrap. Karl Linne, de grote Linnaeus, noemde de plant Rubia tinctorum, d.w.z. rode
verfwortel. De Romeinen kenden het gewas reeds, Plinius maakt er al gewag van. Over
Italie, Frankrijk en Belgie kwam de teelt hierheen, voornamelijk in Zeeland, waar op de
vette kleigronden de plant uitstekend groeide en dat was ook de bedoeling! In ons koude
klimaat geeft de plant geen zaad, hoogstens komen er wat gele bloemen aan. Daarom werd de
plant voortgekweekt door wortelstokken, "stekken". De wortels zijn erg bros en
er kunnen dus gemakkelijk stukken worden afgebroken. Die steken werden uitgezet op
verhoogde en zwaar bemestte bedden., in rijen van vier. Het tweede jaar kon er geoogst
worden maar het was beter de planten drie jaar te laten staan, dan waren de wortels
sterker en groter.
Het rooien was geen kinderspelletje: de wortels zaten verspreid en diep! Bovendien was het
in de herfst nat en koud! Er werd voor het rooien een speciale spade gebruikt met een blad
van 40 cm. lang en een doorgeklonken "huis", dat tot aan de open
"helt" reikte.
De gerooide wortels werden eerst gedroogd in 'n "koude stoof", d.w.z. een schuur
met open latwerk, zodat de wortels goed winddroog konden worden. Was dat klaar, dan gingen
ze naar de "warme stoof" en werden daar boven vuur keihard gedroogd.
"Eesten" noemen de Zeeuwen dat. Als de wortels droog genoeg waren, werden ze
gedorst, om veel kleine stukjes te krijgen. Die stukjes werden dan tot poeder gestampt. Om
deze verfpoeder was het te doen! Daarbij was het zaak te zorgen, dat er zo min mogelijk
modder en stof door de verfpoeder raakte, want dat verminderde de prijs. Meekrap, met stof
vermengd, gaf tenslotte een bruine kleur en geen frisse rode. Op de meekrapbeurs te
Zierikzee werd daar nauwlettend op toegezien! De verf kon door huisschilders gebruikt
worden. In de huisjes aan de dijk, die na de storm van 1916 gesloopt zijn, waren sommige
wanden met meekrap geverfd. Maar meest werd de verf gebruikt door de textielindustrie, die
juist in die tijd in Twente omhoogkwam. Vooral zware textiel, zoals de baai van de Urker
vissershemden, kon goed met meekrap geverfd worden. De verfpoeder werd in grote vaten
verzonden en geexporteerd.
De "meekrapstoof" te Andijk werd in 1860 gebouwd voor rekening van vier
personen, waarvan Jan Jonker en Pieter Schuurman genoemd worden. Het vergde een flinke
investering, mogelijk hebben ook Zeeuwen daar deel in gehad? Juist datzelfde jaar 1860 had
het Nut van 't Algemeen 25 jaar bestaan en dat werd uitbundig gevierd! 2 Oktober was er de
hele dag feest! De "meekrapstoof" was nog splinternieuw en leeg, die kon dus
best voor feestgebouw dienen! Er woei een vlag van de kap en ook een op de toren van
Buurtjeskerk. Voor de middag was er feest in de Meekrapstoof. De stichters, die het gebouw
"in de loop dezes jaars daargesteld" hadden, ontvingen uit handen van de
Enkhuizer burgemeester Van Bleiswijk een zilveren medaille. Zijn toespraak werd door
dominee Van Campen, die pas van Opperdoes te Andijk gekomen was, beantwoord. 's Middags
was er feest in Buurtjeskerk.
Hoe Jan Jonker en Pieter Schuurman verder met de "Meekrapstoof" gereild en
gezeild hebben, weten we niet, maar het was een korte vreugd..... In 1870, dus pas 10 jaar
later, vond de Deutsche Farben Industrie A.G. de anilineverf uit en dat betekende het
einde van de meekrap! De prijzen daalden snel: van fl. 25,- per 100 pond normaal tot fl. 15,- a 16,-
en de teelt was niet meer lonend. Zo kwam ook de meekrapstoof te Andijk leeg
te staan. Maar omdat het gebouw "hecht en sterk en weldoortimmerd" was, kon het
nog voor andere doeleinden gebruikt worden. Omstreeks 1920 was het een garage voor het
autobusbedrijf van Leo Kors. Later zat Cor Smit er in met een graanmalerij en de jonge
ondernemer Pieter Kooyman Reyndersz. fabriceerde er landbouwmachines.
Zo is een poging van ondernemende Andijkers om een nieuwe bedrijfstak te vinden, op niets
uitgelopen. Hoeveel keer heeft de historie zich nadien nog herhaald?
Andijk, 24.3.1979. Piet Kistemaker