» Kistemaker Archief » Proza en Poëzie » Pagina 45
Als kruidenier moest ik elke morgen de weg op, om voor twaalven zo'n 20 tot 25 boekjes te verzamelen.
Dat was soms "krappe sokken" want het ging niet overal even gauw. Bij sommige klanten zat
het winkelboekje klem in de brievenbus, dat was gemakkelijk. Maar bij anderen kostte het veel tijd en
spraakwater, eer er een fatsoenlijk rijtje op het boekje stond. Daarom had ik een monsterdoos mee, met
wat het seizoen meebracht en met een snoepje voor de jeugd, want "wie de jeugd heeft, heeft de
toekomst". Tegen halftwaalf was Blauwboer de volgende klant. Als het hier maar niet te lang duurde,
er volgden nog vijf a zes klanten en dat voor twaalf uur, want onder het eten hadden ze het liever
niet....
Het was bij Blauwboer, zoals bij de meesten, vrij entree, dus liep ik door tot de keuken, zette mijn
monsterdoos op de tafel en rustte wat uit op een stoel. Want vrouw Blauwboer stond juist aan de telefoon.
Er was veel belangrijk nieuws en ik luisterde belangeloos mee:
"... en toen kwam Klaas... wat voor Klaas ... nou, je wete wel, die zeun van lange Herman, .....
niks gien kwaad bai, 'oor, hai het zo nou en den et loupie hier .... en toe most ik nag eerappele
skille .... en toe kwam de bakker, moid wat hew ik et drok!"
Ik keek onderwijl naar de klok, een heel gewone keukenklok met een nikkelen rand met een witte wijzerplaat,
Romeinse cijfers voor de uren en Arabiese voor de minuten. Een smaller binnenrandje voor de seconden,
netjes afgedeeld in blokjes. De uur- en de minutenwijzer waren zwart, en de secondenwijzer van een
licht soort metaal, aluminium of zoiets. Ik volgde de trage gang van die naald... 40...50...60, weer
een kostbare minuut verloren! Het relaas ging ondertussen door:
"Moid zeg, we hewwe jonge poessies, drie zwarte en een groissie... skattig ei, merakel pittug...
nei 'oor, we houe ze niet, Jan zel ze wel verzuipe. Nou moid, ik moet ophange 'oor, men kruidenier zit
al te wachten".
Ziezo dacht ik eindelijk het einde! Had je gedacht! Aan de overkant werd een nieuw onderwerp aangesneden:
tante Klaasje was plotseling overleden!
"Nou, tante Klaassie dood? Men lievegod, hoe ken dat nou zoo gauw? Et was een best, we hielde
allegaar groot van der en nou zomaar weg!" Er volgde nu een breedvoerige verklaring waarom die
goeie tante Klaasje dit aardse tranendal zo schielijk had verlaten.... Vrouw Blauwboer kwam toch eindelijk
aan het einde van haar repertoire:
"Nou, we ziene menkaar nag wel op de begrafenis... maar nou moet ik toch echt ophange 'oor... men
kruidenier zit al meist een hallef uur te wachten".
Warempel, de hoorn ging op de haak! Nu zou het "zakendoen" beginnen. Vrouw Blauwboer wreef
haar handen af aan haar werkschort:
"Nou, 'k weet meist niet,... we hewwe niet zoveul nodig... we benne maar met zen tweien, zien...
geef den maar twei pond suiker en een ons thee... en een pakje stuivezand... en... en, o ja... een
miggeklapper... die rot migge!"
Zo dat was dan de hele oogst! De monsterdoos was niet eens nodig geweest. Inpakken en wegwezen! Dus
wenste ik vrouw Blauwboer het beste en met de doos onder de arm ging ik de keuken uit. Buiten scheen
de zon! Maar inwendig was ik kwaad! Zulke wijven moesten ze die kletsbel afpakken! Tel uit je winst:
voor die paar ellendige dubbeltjes moest je geduldig al die kletspraat aanhoren!
Maar ja, zo is dit leven...
Piet Kistemaker