» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 53-54
Het was een vreugdevolle dag.
Zo stond Ds Morsink voor een gemeente die 1884 zielen telde,
maar hij die als kandidaat reeds direct een gemeente van
1000 zielen aandurfde, heeft bewezen zich zelf niet te overschatten; naast hem een kerkeraad, die veel gewoon was,
ging hij met twinkelende ogen zijn weg van oost tot west.
Een man des vredes. Juist op dat ogenblik de man voor de
kerk van Andijk. Wat een verademing voor de kerkeraad na al die moeilijke jaren.
Inmiddels had kandidaat Pos op de eerste Kerstdag in de
namiddagdienst een afscheidspredikatie gehouden en in de
eerstvolgende vergadering van de kerke raad werd herinnerd
aan ons principe-besluit om zo spoedig mogelijk te komen tot
een tweede predikant. Er werd besloten hiertoe daadwerkelijk
over te gaan. Tussen al die plannen en voorbereidingen door
werd onze archivaris broeder R. Prins door de dood uit ons
midden weggenomen. Op 11 febr. 1943 werd deze broeder
overgeplaatst van de strijdende naar de triumferende kerk
hier boven. Zijn liefde voor de kerk was groot en veel, zeer
veel hebben wij aan hem te danken. Door zijn nauwgezette
verzorging van ons archief is veel bewaard voor de historie onzer kerk.
De oorlogstoestand duurde voort en steeds zwaarder drukte
de hand van de bezetter. Weer komt een schrijven van de
Burgemeester dat de kerkklok moest worden ingeleverd; hij
zou worden weggehaald, om te worden omgesmolten tot
oorlogsmateriaal. Er werd verzocht geen hinderpalen in de
weg te leggen als de rover zijn trawanten uitzond om de klok te halen.
Welk een eerbied ook nodig is, tegenover de overheid, de
kerkeraad meende dat die eerbied in elk geval niet voorgeschreven is voor elkeen die zich als overheid opwerpt. Onze
Koningin was nog steeds onze overheid en zij werkte hard voor ons in Londen.
Toen de klokkedieven onze toren beklommen bleek gelukkig dat de zaak veel moeilijker was dan zij gewoon waren, en
dat de zware klok niet gemakkelijk naar beneden was te krijgen. Met de dreiging dat ze zouden terug komen moesten
ze onverrichterzake weer vertrekken. Het laat zich verstaan dat de gemeenteleden dit met groot leedvermaak hebben aangezien.
Maar er zouden ernstiger dingen gebeuren. Het Nederlandse Volk en vooral onze mannen en zonen die als militairen in
1940 huiswaarts mochten keren. moesten de toorn van de bezetter ondervinden. Wij waren de goedgunstigheid van de
bezetter niet waardig. Alle militairen van land-, zee- en luchtmacht werden opgeroepen om te worden gedeporteerd. En
daar was grote verslagenheid bij het gehele volk. Maar tegelijk het openlijk verzet. Overal en ook hier klinkt het advies
om geen gevolg te geven aan de oproep. Daar kome van wat komt. maar dat nooit! Dan, lijdelijk verzet en overal in het
land staken de arbeiders het werk, en ook hier ligt het werk stil.
De militairen die weigerden om op te komen moesten vluchten
of zich schuil houden en van toen af werden de deuren open
gezet en naast onze eigen jongens was er plaats voor honderden van buiten. Kom hier, riepen wij ze toe. Onze huizen
staan open, ons brood en ons water, we delen het. Honderden zijn
zo uit 's vijands hand gehouden en ons Gereformeerde volk heeft hier echte vaderlands- en naastenliefde
betoond. Toch bracht dit voor de kerkeraad weer problemen mee, n.m.l. de geestelijke verzorging.