» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 59-60
Het is te verstaan dat leraar en gemeente in zulke ernstige tijden nauw, ja zeer nauw aan elkaar verbonden waren. Het
beroepingswerk had in 't gehele land bijna stil gestaan, maar nu de mogelijkheden er weer waren, kwam dit in volle gang.
Dit had ook voor ons gevolgen. Beide predikanten kregen een beroep. Ds Morsink uit Leeuwarden en Ds Grosheide uit
Maassluis. Wij wilden zo gaarne dat ze bij ons bleven, want ze hadden een plaats in ons hart gekregen. Gelukkig bedankten
ze beide voor het uitgebrachte beroep. De grote verbondenheid
aan de gemeente heeft ongetwijfeld hun niet toegelaten om bij het eerste beroep heen te gaan.
Want, was het niet een zelfverloochening, om deze, naar de
mens gesproken zo mooie beroepen niet op te volgen? Deze geste tekende hen.
Toch moesten wij 14 juli 1946 het afscheid meemaken van
Ds Grosheide, die de roep naar Rotterdam-Charlois niet langer durfde weerstaan. Niet lang heeft hij de gemeente van
Andijk gediend, maar zijn indringende prediking, om te staan naar de zekerheid des geloofs, zal ons altijd bijblijven.
Inzonderheid de Oosterdijk heeft zijn herderlijke zorg ervaren. Hierbij dient vermeld dat bij het afscheid ook Burgemeester
en Wethouders tegenwoordig waren. Ds Grosheide werd toegesproken door de Burgemeester mr. H. H. Douma, die
de eerste A.R. Burgemeester was van Andijk, en tevens lid van de Gereformeerde kerk.
Zo stond Ds Morsink weer alleen voor die grote gemeente. Hij bleef nog, maar wij wisten wel zeker, dat de kerken in
Nederland hem zouden beroepen tot hij niet meer durfde te bedanken. Ds was echter niet de man om heen te gaan terwijl
wij maar één predikant hadden, neen, dat kon hij niet. Hoe
belangrijk verbetering van levensomstandigheden voor zijn gezin ook zou wezen.
In de plaats van Ds Grosheide moest eerst worden voorzien. Een en andermaal werden wij teleurgesteld en de grootste
teleurstelling was wel het bedanken van Ds S. Roosjen te Wateringen. Maar dit werd toch een verblijden. Zijn hart
trok heel erg naar Andijk en toen de beletselen, die hem eerst deden bedanken, waren weggevallen, aanvaardde hij een
tweede beroep, waarover de classis moest beslissen, die dit in gunstige zin heeft gedaan. Daar het aannemen van dit
beroep verzekerd was, kon Ds Roosjen zijn intrede in onze gemeente doen op 6 april 1947 met als tekst Marc. 15 : 25 b,
na bevestigd te zijn door Ds Esselink met als tekst 2 Tim. 4 : 1 en 2.
De zelfde zondag was het afscheid van onze koster Mellema.
Reeds tijdens de ambtsperiode van Ds Steen gekozen uit meer dan honderd sollicitanten was het hem te zwaar geworden.
Die hem van nabij gekend hebben, weten dat hij een trouwe en stipte koster is geweest. De belangrijke taak die een koster
heeft wordt alleen maar door ingewijden beseft.
Het jaar 1947 was naar binnen wat het kerkelijk leven betreft rustig, maar aan de andere zijde weer zeer
onrustig. De grote trek begon. In groten getale emigreerden Andijkers naar Canada en Amerika. In de jaren
1937 tot 1939 waren reeds 90 emigranten over de oceaan gegaan, maar na de oorlog werd het een bruisende
stroom, die bijna vierhonderd leden
aan onze gemeente heeft onttrokken. Waarom! Ja waarom? Was er de vrees dat bij een nieuwe oorlog het aan deze zijde
onveiliger was? Was er de zorg dat ons meer dan verarmd land geen redelijk bestaan meer waarborgde? Was het omdat
men hoopte dat men daar eens echt opnieuw zijn Christelijk leven kon opzetten?